Een Kijkje in het Markerecht van Herfte


Verdwenen Regels, Levendige Geschiedenis: Een Kijkje in het Markerecht van Herfte

De geschiedenis ligt soms op de meest onverwachte plekken. Niet alleen in stoffige archieven, maar ook in oude boeken die de structuren van het dagelijks leven van eeuwen geleden blootleggen. Een fascinerend voorbeeld hiervan is te vinden in de publicatie uit 1875 door de Vereniging tot beoefening van Overijssels Recht en Geschiedenis, die diverse ‘Stad-, Dijk- en Markerechten’ bundelde. Eén zo’n document geeft een gedetailleerd inzicht in het ‘Markerecht van Herfte’ – een kijkje in de gemeenschappelijke regels en het bestuur van een marke (een vorm van collectieve landbouwgrond en bosgebied) nabij Zwolle in de 16e en 17e eeuw.

Wat was een Marke?

Voordat we duiken in de specifieke regels van Herfte, is het goed om te weten wat een marke inhield. Een marke was in feite een gemeenschappelijke grond van de bewoners van een bepaald gebied. Deze grond (bos, heide, weide) was eigendom van de ‘erfgenamen’ – families met oude rechten op de marke. Samen beheerden zij deze gronden volgens specifieke regels, de ‘willekeuren’, vaak vastgelegd in een ‘markerecht’. Dit was een vorm van lokaal zelfbestuur, naast de stedelijke en landelijke overheden.

Bestuur en Vergaderingen: De ‘Holtspraak’

Het markerecht van Herfte begint met de basis: wie had het voor het zeggen en hoe werden beslissingen genomen? De ‘gegemeene Erffghenaemen’ (gemeenschappelijke erfgenamen) kwamen jaarlijks bijeen, steevast op de maandag na Beloken Pasen. De bijeenkomst werd aangekondigd en ‘Landtheeren’ (mogelijk de eigenlijke grondbezitters of belangrijke erfgenamen) moesten komen of een ‘stemmijgen man’ (iemand met stemrecht) sturen. Afwezigheid kon beboet worden!

Tijdens deze vergadering, vaak een ‘Holtspraecke’ genoemd (letterlijk: houtspraak, verwijzend naar het beheer van de markebossen), werden de belangrijkste functionarissen gekozen: de Dijckgreeue (dijkgraaf) en de Heemraedt (heemraad). De afgetreden dijkgraaf werd automatisch heemraad, een functie die niet geweigerd mocht worden op straffe van een boete. Deze functionarissen waren cruciaal voor het beheer van land en water.

Opmerkelijk detail: Nieuwe erfgenamen moesten bij hun intrede een ‘Ancker wijns’ (een vat wijn) leveren. In 1625 zien we zelfs Burgemeester Peter Roeloffsen dit doen, evenals een Jan Janssen met zijn schoonvader. En in 1629 werd bij de aanstelling van een nieuwe erfgenaam, Frederik van Ense, zelfs een complete ‘Maltijt’ (maaltijd) georganiseerd ‘omme met den anderen goet sier toe maecken’ – duidelijke tekenen van de sociale aspecten van het markebestuur.

Regels voor Land en Vee

Het grootste deel van het markerecht bestaat uit zeer praktische regels voor het gebruik van de gemeenschappelijke gronden en de akkers (de ‘Esch’):

  • De Esch: Wanneer de es beplant was (‘jn vrede is gelacht’), mocht er absoluut geen vee komen. Wie betrapt werd (‘becoert wort’), kreeg een boete van veertien stuivers per beest. ’s Nachts betrapt worden was duurder: een ‘olden Schilt’. Ook het inrijden of stallen van goederen op de es was verboden.
  • De Meente (Gemeenschappelijke Grond): Het recht om vee te laten grazen op de meente was strikt geregeld. Er waren regels voor het aantal dieren per ‘waer’ (waardel, een aandeel in de marke). Bijvoorbeeld: zes oude ganzen en twee kuikens per waardel. Kotters (bewoners zonder volledig erfgenaamrecht, maar met eigen rechten/plichten, vaak gerelateerd aan het leveren van arbeid of materieel) mochten drie ganzen houden. Er mochten niet meer dan twaalf varkens en twee zeugen per meier op de meente lopen. Onregelmatig vee (‘ongeschaert’ of ‘uijtheemsche biesten’) werd beboet, soms met een oude schild per beest.
  • Hooiland: Hooiland moest in rust blijven (‘jn vrede’) tot mei.
  • Varkens: Varkens moesten ‘gekrammet’ zijn (voorzien van een ring door de neus om wroeten te voorkomen) op hooiland en mochten na een bepaalde datum niet meer op de rogge lopen.

De handhaving van deze regels lag bij de ‘gezwoeren’ (beëdigden) en de dijkgraaf. Boetes werden verdeeld, behalve die voor uitheems vee, die volledig naar de gezworenen gingen.

Waterbeheer: Een Constante Zorg

Gezien de ligging in het waterrijke Overijssel, speelde waterbeheer een cruciale rol in het markerecht. De dijken en wateringen moesten jaarlijks geïnspecteerd (‘schouwen’) en onderhouden worden.

  • Dijken: Het onderhoud van de ‘Buirdijck’ was ‘buirwerck’ – gemeenschappelijk werk waaraan iedereen met een waardel moest bijdragen, hetzij zelf, hetzij door een volwaardige arbeider te sturen. Kotters met paarden en wagens moesten ook bijdragen. Als een ‘wade’ (een opening of zwakke plek) in een gekeurde dijk brak, moesten de buren die herstellen tot een bepaalde hoogte en breedte, waarna de verantwoordelijke erfgenaam het onderhoud overnam en de buren trakteerde op bier en een Heren Q.
  • Wateringen en Zijlen: De wateringen tussen de meente en de ‘Marsch’ (moerasland) moesten op orde worden gehouden. De tekst spreekt ook over specifieke ‘Zijlen’ (waterkeringen of sluizen), zoals de ‘Bonenpots Sijll’. De reparatie van deze zijl was blijkbaar een terugkerend probleem. Interessant is een besluit uit 1616 dat aarde voor reparaties alleen nog uit de gemeenschappelijke grond mocht worden gehaald.
  • De Nieuwe Vechte: Het document van 1629 vermeldt een groot probleem: schade veroorzaakt door de ‘Nie Vechte’. De erfgenamen van Herfte wilden dat andere marken (‘Berckman, Wijtman ende Emme’) zouden meebetalen aan een zijl om de monding van de Vecht om hun land te beschermen. Na overleg, helaas, weigerden die andere marken hun bijdrage.

Grondgebruik en Bijzonderheden

Naast de algemene regels waren er specifieke afspraken. Zo mochten eigenaren land laten uitgraven in de Marsch, mits ze anderen hielpen met eventueel ‘weerwerck’. Ook waren er regels voor ‘hutten’ en ‘pollen’ – mogelijk uitgegraven putten of opgeworpen stukken land op de meente. Deze konden blijkbaar een eigen status krijgen, werden gemeten, en er moest soms jaarlijks een vergoeding voor betaald worden, wat tot discussies leidde over eigendom en bewijslast.

De Waardelen en Erven

De basis van de rechten en plichten in de marke lag in de ‘Waertallen’ (waardelen) en ‘Erven’. Herfte had in totaal 15 waardelen, verdeeld over verschillende personen en instanties (zoals ‘Berg Klooster’). Daarnaast waren er 9 ‘Erven’ en 4 ‘Kotters’. De waardelen bepaalden waarschijnlijk het aandeel in de markegronden en de verdeling van kosten (zoals voor de zijl). De Erven en Kotters representeerden mogelijk verschillende soorten bewoners met variërende rechten en plichten.

Een Venster op het Verleden

Het Markerecht van Herfte, opgetekend in de 16e en 17e eeuw, biedt een fascinerend inkijkje in een vorm van lokaal bestuur en gemeenschapsleven die nu verdwenen is. Het laat zien hoe gedetailleerd regels werden opgesteld om het samenleven, het gebruik van gemeenschappelijke middelen en het cruciale waterbeheer te organiseren. Van de verkiezing van bestuurders en de jaarlijkse vergaderingen tot specifieke regels over ganzeneieren, varkensringen en het graven van putten – het document vertelt een verhaal van aanpassing, conflict en samenwerking in een tijd waarin het beheer van land en water direct de overleving bepaalde.

Deze oude regels, die de basis vormden voor het dagelijks leven in Herfte, herinneren ons eraan hoe lokaal bestuur en gemeenschapszin verankerd waren in het beheer van de directe leefomgeving.


Gebaseerd op: Markeregt van Herfte, gepubliceerd in Overijsselsche Stad-, Dijk- en Markeregten. Derde deel. Zevende stuk. Zwolle: De Erven J.J. Tijl, 1875.